Recentelijk heb ik me maar eens aan een braindump gezet; een overzicht van wat ik bij mijzelf naar boven kon halen over goed leiderschap. Negen inzichten over goed leiderschap.
- Van buiten naar binnen, als boegbeeld stakeholders actief betrekkend
Tegenwoordig zijn organisaties op hun toekomst voorbereid, en dus bestand tegen onverwachte moeilijkheden, wanneer zij een goede relatie hebben met anderen. Met hun cliënten, met de professionals die zij in hun midden hebben, met overheden, met toezichthouders en – meer in het algemeen – met de voornaamste stakeholders van hun organisatie. Van leiders wordt verwacht dat zij dit fenomeen niet alleen zien en erkennen, maar daar ook een actieve rol in vervullen. Als een van de boegbeelden van de organisatie dient men de buitenwereld te kennen, stakeholders – mede – te engageren om een relatie aan te gaan, die relaties mede vorm te geven en ‘water te geven’. Meer dan ooit is de moderne leider ‘walking around’, maar – anders dan vroeger – veel meer buiten de organisatie.
- Durven zeggen en doen
Leiders zitten in een unieke positie ten opzichte van diegenen aan wie ze leiding geven: zij kunnen zich buiten het conformerende van het sociale systeem begeven. En dus hebben ze meer vrijheid van spreken en doen zonder sociale repercussies. Die vrijheid moeten ze ook echt nemen en invullen. Vaak weet men in de organisatie wat er aan de hand is, maar wordt het niet hardop gezegd. Of een volgende stap/actie ligt voor de hand, maar men durft niet te doen of voelt zich daartoe niet gemachtigd. Durven zeggen wat breed geweten wordt en doen waar iedereen op wacht: daarvoor heb je een leider. Nek uitsteken, niet bang zijn voor tegenwind, echte stappen nemen die nodig zijn: dat mag van goede leiders verwacht worden.
- Zichtbaar dienend
Het macho imago van de alfaman is nog slechts in het verleden, in romans, en bij Amerikaanse presidenten herkenbaar als het beeld van een leider. Tegenwoordig gaat het toch om heel andere types en wordt een in essentie dienende rol verlangd, waarbij ook de uiterlijke kenmerken niet meer het top dog imago uitstralen. Een dienende leider beseft heel goed dat ‘zijn’ mensen in de organisatie het werk doen en dat hij ervoor is om dat werk optimaal en in vele opzichten met hen en voor hen te faciliteren. Dat wil niet zeggen dat een leider onzichtbaar moet zijn. Hij/zij kiest echter met zorg hoe en wanneer die zichtbaarheid er moet zijn, maar vervult dan wel met verve de gewenste rol. Soms heeft dat dan zelfs een macho uitstraling.
- Waardegestuurd
Als er iets is waar leiders mee bezig moeten zijn, is het aandacht besteden aan de waarden waar zij voor staan en die ze dus ook uitstralen. Een voorname bindende factor in organisaties wordt gevormd door de cultuur: de verzameling van gewoontes, normen en wijzen van doen die kenmerkend zijn voor juist die organisatie. De basis van de organisatiecultuur wordt gevormd door waarden: hoe staan wij in de wereld als bedrijf, hoe gaan wij met ons cliënten en met onszelf om, wat is voor ons betamelijkheid, om maar eens wat te noemen. De leider heeft deze waarden verinnerlijkt en leeft ze voor. En benoemt ze in concrete gevallen: ‘zo doen wij dat hier dus niet’, ‘ik stel voor dit vraagstuk op deze wijze op te lossen, conform onze waarden, toch?
- Zichzelf kennend en – met humor – relativerend
Niets is zo saai en weinig inspirerend als een leider die zichzelf bloedserieus neemt. Een leider die zichzelf niet kent, heeft die neiging nog vaker dan zij die dat wel doen. Alle kennis begint met zelfkennis. Met jezelf aan de slag zijn, beseffen dat je niet alles weet en kan, dus feilbaarheid tonen en toegankelijk zijn voor aanvullende impulsen: dat is cruciaal voor een goede leider. Doorgeschoten narcisme ligt bij leiders altijd op de loer. Het zelf onderkennen van dat fenomeen en er dan humorvol mee omgaan, dat geeft de relativering die medewerkers en collega’s nodig hebben om het vertrouwen te houden. ‘Ha, zij/hij kan ook van opzij tegen zichzelf aankijken.’ Positie/functie en het individu zijn dus niet hetzelfde.
- Energiek, ‘can do’, ‘wir schaffen dass’
Energie is grotelijks onderschat als kenmerk van goede leiders. Energie hebben, dat uitstralen en daar anderen mee aansteken: het zijn onmisbare eigenschappen. In samenhang met een mentaliteit die optimisme in zich draagt, een ‘can do’ basishouding, dat zorgt ervoor dat velen die vooral het glas halfleeg zien, geïnspireerd raken. ‘Onze baas zegt dat het kan, dan moet ik er toch nog maar eens mijn schouders onder zetten.’ De aanhouder wint is niet voor niets een alom gekend principe. Zovelen missen op de cruciale momenten simpelweg de kracht om door te gaan, het nog eens te proberen. Wij verlangen dus van leiders dat zij tomeloos veel energie hebben. Dat brengt ons als medewerkers, collega’s, als organisatie verder.
- A great communicator
In de trits meeweten, meepraten en meebeslissen is het voor velen voldoende om mee te weten en minstens de mogelijkheid te hebben om te reageren en mee te praten. Om te begrijpen wat er gaande is en waarom dingen gebeuren, is het nodig om voldoende, helder en tijdig geïnformeerd te zijn. Goede leiders begrijpen deze behoefte en verzorgen daarom zorgvuldig relevante informatie en communicatie daaromheen. In een maatschappij waarin steeds meer mensen zelfstandig hun ‘ding kunnen doen’ (zelfsturing) wordt het nog belangrijker om de samenhang in organisaties te begrijpen en te benutten en dus veel aandacht aan communicatie te besteden. Goede leiders spiegelen zich daarom aan de legendarische Ronald Reagan, bijgenaamd The Great Communicator.
- Passie voor vak, afdeling, bedrijf
Van een leider mag verwacht worden dat hij er niet alleen zit omdat er ‘een leider moet zijn’. De tijden dat inwisselbaarheid van de baas als iets nuttigs werd ervaren, liggen achter ons. Collega’s verlangen iemand die gepassioneerd is over wat de organisatie voortbrengt, die gelooft in de zinvolheid daarvan en die ernaar streeft dat de organisatie steeds meer ook een bijdrage levert aan grote algemene problemen (zoals duurzaamheid). Als de leider ook een vakman is, een professional, zal hij liefde en passie voor zijn vak moeten uitstralen. En het is nooit weg als hij ook in dat opzicht een na te volgen voorbeeld is. De valkuil is wel om uitsluitend die gepassioneerde vakman te zijn. Daarom moet onze leider ook passie uitstralen en overdragen aan mensen met allerlei andere bekwaamheden. Anders wordt een mooie professional toch geen leider.
- Vernieuwen: aanpakken en de richting wijzen
Voor sommigen is dit ‘helaas’, maar het leiden van een organisatie door er slechts op te passen als een beheerder van wat anderen in het verleden hebben neergezet, is niet meer aan de orde. In de huidige tijd van innovatie, rappe technologische, maatschappelijke en ook organisatorische veranderingen, van startups en disruptie, is leiden vooral vernieuwen. I love change, you first, zegt Dilbert in mijn favoriete cartoon en dus leidt de leider de troepen. En als hij de vernieuwing al niet uitgevonden heeft, dan zal hij minstens op tijd ‘het licht moeten zien’ en de richting wijzen. Leve de vernieuwende leider die volgers heeft, want dan wordt hij dus echt geloofd. De echte vernieuwer steekt zijn handen bovendien uit de mouwen om de vernieuwing zelf vorm te geven en zal niet tegen een extern bureau of stafafdeling zeggen: doe mij maar een onsje vernieuwing
0 reacties